In mijn vorige blog over dit onderwerp (lees ‘m eventueel hier) kwam ik tot de stelling:
Het gaat om het effect van je communicatie.
Niet alleen wat je zegt is belangrijk, vooral ook hoe je het zegt, met welke intentie en in welke vorm.
Dat geldt niet alleen voor je mondelinge communicatie, juist ook voor de schriftelijke. En hoe je het ook wendt of keert: de afgelopen jaren is de aandacht voor de kracht van het geschreven woord afgenomen. Zeker in de bedrijfsomgeving. En in het woord aandacht ligt ook meteen de kern.
Met hoeveel aandacht schrijf je een tekst?
Laten we hier vooral eens kijken naar spelling en grammatica.
Natuurlijk, als je je spellingcheck aan hebt staan – en die staat in Word tegenwoordig automatisch ‘aan’- dan voorkom je meestal dat er duidelijk waarneembare fouten in je tekst voorkomen. Het grappige is trouwens dat, terwijl ik dit typ, het woord ‘spellingcheck’ in de vorige zin als fout wordt aangemerkt. En dan heb ik direct een uitdaging. Want Word haalt wel de meeste fouten eruit, maar is verre van zaligmakend. Ik heb één van mijn favoriete sites geraadpleegd. Wat blijkt: het is eigenlijk ‘spellingchecker’, of als je het liever zo Nederlands mogelijk houdt, ‘spellingcontrole’. Weet ik dat ook weer.
Heb je ook zo’n vraag, kom je er even niet uit? https://onzetaal.nl/taaladvies is een fantastisch online naslagwerk voor taalvragen. Gaat het je alleen om de controle van een woord of woordcombinatie? Ga dan naar https://spellingsite.nu/.
Om nu te voorkomen dat je voor ieder wissewasje een externe bron gaat raadplegen, wil ik de komende tijd enkele van de meest voorkomende taalvragen dan wel taalergernissen voor je op een rijtje zetten. Taalergernissen ja, want vergis je niet: er bestaat een heel spectrum dat uiteenloopt van totale taalhaters tot absolute taalfanaten. Hoe meer iemand zich verwant voelt met die tweede categorie, hoe groter de kans dat hij of zij allergisch is voor basis-grammaticafouten. En of je het nou leuk vindt of niet: diegene zal de afzender van de mail bewust of onbewust minder serieus nemen.
Dus deel twee van deze blog gaat over d’s en t’s.
Twee disclaimers! Het is nauwelijks meer een blog te noemen en het kan her en der belerend overkomen. Daarvoor bij voorbaat mijn excuses. Ben je een taalfreak en weet je dit al lang? Mooi, kijk even of het onderstaande wat jou betreft klopt, of besteed je tijd anderszins op een nuttige manier.
D’s en t’s dus. Eigenlijk is het ontzettend eenvoudig.
In de 3e persoon van de tegenwoordige tijd (hij loopt, zij bedoelt, mijn manager mailt, een collega vergadert, de groep overlegt, het bedrijf groeit) komt de d niet voor aan het einde van het werkwoord. Gewoon niet. Nooit. Punt.
Mocht je twijfelen tussen ‘bedoeld’/ ‘bedoelt’, ‘gelooft’ /‘geloofd’, ‘verandert’ / ‘veranderd’, stel jezelf dan de vraag: “staat het werkwoord in de tegenwoordige tijd of in de verleden tijd?”
Staat het in de tegenwoordige tijd? Dan is de regel: stam plus t. Dus: het hele werkwoord, -en eraf halen (nu heb je ‘de stam’), t eraan plakken. Klaar.
Bedoelen. –en eraf halen, t eraan plakken: hij bedoelt.
Veranderen. -en eraf halen, t eraan plakken: zij verandert.
Geloven. -en eraf halen, …hé dat is een rare: gelovt? Nee natuurlijk niet, dat doet ook vrijwel niemand fout. Intuïtief voel je dat je dat je die klinker langer maakt en dat die v een f wordt: Hij gelooft.
Oh en over woorden “met –dt”? Dat is werkelijk één van de meeste stomme en verwarrende uitspraken ooit bedacht. Geen enkel werkwoord “is met –dt”. We noemen het toch ook niet “een werkwoord met -lt of –rt?” Het is simpelweg een werkwoord waarvan de stam op een –d eindigt.
Worden. -en eraf halen, t eraan plakken: zij wordt.
Vermelden. -en eraf halen, t eraan plakken: hij vermeldt.
Zelfde als bij die andere woorden. Klaar.
Waarom vinden we dat dan soms zo moeilijk, die d’s en t’s?
Omdat je in de verleden tijd en de voltooide tijd wél het verschil hebt tussen:
Zij schop-te en hij gil-de.
Zij mis-te en hij mail-de.
Ik heb getennis-t en jij hebt hebt gevoetbal-d.
Hoe weet je nou wanneer je een d of een t gebruikt?
Om dat uit te leggen, volgen nu twee woorden met een echo uit een ver verleden.
‘t Kofschip en ‘t Fokschaap.
Dat zijn twee varianten van hetzelfde ezelsbruggetje. Werkwoorden waarvan de stam eindigt op een van de medeklinkers uit het ‘t kofschip of ‘t fokschaap (dus t, k, f, s, ch, p), die krijgen een t in de vervoeging.
Pakken – zij pak- te – zij heeft gepak –t.
Bluffen – hij bluf-te – hij heeft gebluf-t.
Testen – de machine test-te het product – het product is getest.
Alle werkwoorden waarvan de stam eindigt op een van de andere letters (a, e, i, o, u, y, ij, en b, d, g, l, m, n, r, v, w, z) krijgen –de of eindigen in de voltooide tijd op een –d.
Uitleggen – ik leg-de het uit – ik heb het uitgeleg-d.
Vullen – hij vul-de zijn kopje – hij heeft zijn kopje gevul-d.
Knoeien – we knoei-den met de koffie – we hebben met de koffie geknoei-d.
Leuk: de klankregel!
Een andere manier om dit uit te leggen is met de officiële klankregel. Die is misschien nog wel gemakkelijker te onthouden.
De klanken t, f, k, s, ch en p (dus die uit ’t kofschip/ fokschaap) zijn ‘stemloze klanken’. Dat wil zeggen dat je je stembanden er niet voor gebruikt. Na zo’n stemloze klank volgt ook een uitgang die begint met een stemloze klank, zoals -te.
De andere klanken, a, e, i, o, u, y, ij, en b, d, g, l, m, n, r, v, w, z, zijn ‘stemhebbende klanken’; deze klanken maak je met trillende stembanden. Probeer maar uit. Na een stemhebbende klank volgt ook een uitgang die begint met een stemhebbende klank, zoals -de.
Dus: bij stemloze klanken trillen de stembanden niet mee. Bij stemhebbende klanken maken je stembanden geluid; aan je keel kun je voelen of ze trillen.
Cool toch?
Ik hoop dat je er je voordeel mee kunt doen. En ook dat ik niet te belerend was. Dat risico ligt nog wel eens op de loer bij onderwerpen waarbij iets ‘goed’ of ‘fout’ is. Veel plezier bij het opstellen van je volgende mail!
Groet,
Loek